Cheesecakes

Een gebarsten bovenkant is een van de meest voorkomende problemen bij het bakken van cheesecake. Dit wordt vaak veroorzaakt door een beslag waarin te veel lucht is geklopt. Klop het beslag daarom niet te lang en vermijd het inbrengen van overmatige lucht. De ingrediënten moeten goed gemengd zijn, maar zonder overmixen. Te veel lucht laat de cheesecake tijdens het bakken rijzen, waarna hij tijdens het afkoelen inzakt en barsten kan vertonen.

Cheesecakes bewaar je altijd in de koelkast, goed afgedekt. Gebruik hiervoor een taartdoos of laat de cheesecake in de springvorm zitten en dek deze af met plasticfolie. Zo blijft de cake mooi vers en voorkom je dat hij geurtjes opneemt.

Cheesecakes worden lekkerder als de smaken goed kunnen intrekken. Maak de cake daarom het liefst een dag van tevoren. In de koelkast blijft een cheesecake zeker een week goed, zonder smaakverlies. Zelf vind ik dat een cheesecake na 2 à 3 dagen het allerlekkerst is — dan zijn de smaken perfect in balans.

Gebruik een dun, scherp en lang mes voor mooie strakke punten. Zo doe je het:

Dompel het mes kort in heet water.
Droog het goed af met een schone theedoek.
Snijd de cheesecake in één vloeiende beweging.

Herhaal deze stappen na elke snee voor een strak resultaat.

Garneer je cheesecake pas als deze volledig is afgekoeld. Gebruik je ganache? Laat die dan eerst zo’n 5 minuten afkoelen voordat je hem over de cheesecake giet. Hierdoor dikt de ganache iets in en krijg je een mooie, egale laag. Giet de ganache rustig over de bovenkant en laat hem vanzelf uitlopen — gebruik geen spatel of lepel om te smeren. Verse toppings, zoals fruit, voeg je het beste vlak voor het serveren toe.